Aanvankelijk smederij te Zaandijk; uit dit bedrijf kwamen Metaalwarenfabriek Pielkenrood bv en Pielkenrood Water Treatment (Holland) bv voort, beide hierna behandeld. Jacob Pielkenrood (1862-1938) was als meesterknecht werkzaam bij de Sociëteit der IJzersmederij te Zaandijk, een gemeenschappelijke onderhoudsdienst van de eigenaren van de plaatselijke molens. Door de steeds verdergaande teruggang van het molenbestand aan het einde van de 19e eeuw bood deze dienstbetrekking op den duur weinig perspectief. Toen zijn echtgenote een legaat van f 350 ontving, zag Pielkenrood mogelijkheden om voor zichzelf te beginnen. Een huisje aan het Langepad te Zaandijk werd gekocht en als grof- en kachelsmederij ingericht.
Rond de eeuwwisseling kocht Pielkenrood enkele fietsen van Amerikaanse makelij, met houten velgen en spatborden en massieve rubberen banden. De verkoop van deze fietsen was een groot succes. Het fietsen was in die tijd nog een nieuwe bezigheid, daarom verbond Pielkenrood een rijwielschool aan dit bedrijf. De koper van een fiets kreeg rijwielles van Simon Pielkenrood (1888-1962) zoon van Jacob, die in 1902 bij zijn vader kwam werken. De fietsende leerling werd aan een riem al rennend begeleid over de Lagedijk-Guispad naar station Koog-Zaandijk en weer terug.
Daar begon Pielkenrood op 13 april 1895 met de (hand)vervaardiging van fornuizen, kachels en ook ijzeren bussen. Naar ijzeren bussen was vraag ontstaan bij de verffabrikanten, die de bereiding van verf steeds meer overnamen van de schilders; tot de eerste afnemers behoorden Jb. Vis Pzn, Storm van Benthem en Kluyver en Sabel. In 1898 verhuisde het bedrijf naar een pand aan de Kerkstraat (hoek Lagedijk) te Zaandijk. Pielkenrood ging handelen in fietsen en werd voorts vertegenwoordiger van de gemeentelijke gasfabriek te Wormerveer. Tientallen gasleidingen werden aangelegd en dat bracht de verkoop van kooktoestellen en gaslampen met zich mee.
Omstreeks 1900 liet Pielkenrood op de hoek Kerkstraat/Lagedijk een winkel bouwen. Deze winkel werd echter tot rijwielherstelplaats ingericht nadat Pielkenrood enkele jaren later aan de Lagedijk een tweede winkelpand had laten bouwen. De bussenafdeling werd omstreeks 1910 overgeplaatst naar een pand in de buurt Achter de Kerk te Zaandijk. In 1910 kwam ook Anton Pieter Pielkenrood (1892-1951), jongste zoon van Jacob, bij zijn vader werken. Inmiddels had Pielkenrood een bus met oversluitend deksel ontwikkeld, die de verzending van verf naar het buitenland mogelijk maakte. Naar deze bus ontstond vraag uit het gehele land.
Pielkenrood besteedde al vroeg veel aandacht aan lonen en sociale uitkeringen. Reeds in 1913 werd een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, waarin onder meer afspraken over lonen en vakanties waren vastgelegd. In de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog werd de bussenafdeling belangrijk uitgebreid en werden vele machines geïnstalleerd. In de eerste oorlogsjaren werd het bedrijf op het elektriciteitsnet aangesloten. In 1915 richtten Pielkenrood en zijn beide zoons de Vennootschap onder firma Jb. Pielkenrood op met als doel de uitoefening van het vak van smid, rijwielhandelaar en metaalbewerker. Tezamen met hun vader, kregen Simon en Anton Pieter de leiding over de smederij-afdeling respectievelijk de bussenafdeling. Nieuwe uitbreidingen en moderniseringen van de bussenafdeling (als gevolg van de toenemende productie) volgden in 1926 en 1928.
Om in de concurrentiestrijd tegen de Verblifa (Verenigde Blikfabrieken) sterker te staan, besloot Pielkenrood in 1926 om ook de productie van blikken bussen ter hand te nemen. In het geheim werd in Engeland een automatische felsmachine gekocht en te Zaandijk opgesteld. Op deze wijze verraste men de Verblifa. In 1928 werd de vennootschap onder firma ontbonden. De bussenafdeling werd ingebracht in de in datzelfde jaar opgerichte nv Metaalwarenfabriek v/h Fa. Jb. Pielkenrood. De smederij-afdeling werd ingebracht in de ook in dat jaar opgerichte Commanditaire vennootschap onder firma Jb. Pielkenrood.
NV Metaalwarenfabriek v/h Jb. Pielkenrood
Opgericht in 1928 vormde deze vennootschap de voortzetting van de bussenafdeling van de Vennootschap onder firma Jb. Pielkenrood. A.P. Pielkenrood werd directeur, Jb. Pielkenrood president-commissaris en S. Pielkenrood commissaris. In 1929 was de productie verdrievoudigd vergeleken met de bussenafdeling van 1922. In 1930 keerde het tij. De crisis deed zich voelen: de concurrentie werd zwaarder en de kwaliteitseisen van de afnemers werden hoger. De verffabrieken gingen bijvoorbeeld strijkklare verf afleveren in plaats van verf in pastavorm. Deze dunnere verf stelde hogere eisen aan de verpakking. Als gevolg van de felle concurrentie sloot het bedrijf in 1934 een overeenkomst met de Verblifa, waarbij werd bepaald, dat Pielkenrood haar activiteiten in de blikverwerkende sector zou staken en Verblifa de productie van ijzeren emballage-artikelen aanzienlijk zou verminderen. Voorts verwierf Verblifa 50% van de aandelen in de vennootschap van de familie Pielkenrood. De bij de familie verblijvende aandelen werden ingebracht in de in 1935 opgerichte nv Beleggingsmaatschappij Zaandijk. De omzet ging in dat jaar weer behoorlijk vooruit, enerzijds door afbakening van terrein en anderzijds door nieuwe afnemers afkomstig uit de chemische sector. Pielkenrood maakte in 1937 als eerste in Nederland een stapelbare ijzeren bus met hengsel naar Amerikaans model (de zgn. JPZ-bus), welke grote bekendheid kreeg.
Mede hierdoor waren de jaren tot 1940 niet ongunstig voor het bedrijf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstonden nieuwe problemen, maar de grondstoffenvoorziening was eenvoudiger dan in de blikemballage-industrie. Na de oorlog nam het aantal orders van de chemische industrie sterk toe. In 1947 onderging het gebouwencomplex een forse uitbreiding. Jb. Pielkenrood Azn, zoon van A.P. Pielkenrood, werd in 1950 naast zijn vader directeur. De laatste overleed in 1951. In 1952 verkreeg Verblifa de meerderheid van de Pielkenrood-aandelen. In 1954 werd de naam van het bedrijf gewijzigd in metaalwarenfabriek Pielkenrood nv. In 1967 werd Pielkenrood een volledige dochter van Thomassen & Drijver-Verblifa nv. waarvan Continental Can Group Inc. in de Verenigde Staten de moedermaatschappij is. Directeur Jb. Pielkenrood Azn verliet het bedrijf in 1971. In 1972 werd de rechtsvorm van het bedrijf omgezet in een bv.
In 1969 werden conische emmers op de markt gebracht, die evenals nestschalen instapelbaar zijn; in de daarop volgende jaren werd het conische assortiment uitgebreid. In de jaren ’70 breidde het bedrijf uit door de bouw van een expeditiehal, een magazijn, een modern geoutilleerde productiehal, een nieuwe fabriekshal en de komst van een geheel automatische hengselmachine. Het jaar 1979 bracht onrust en acties bij Pielkenrood in verband met mogelijke verplaatsing van het bedrijf naar Doesburg. Het bedrijf kon echter voor Zaandijk behouden blijven. In datzelfde jaar dreigde ook een overname door het Amerikaanse Rheem International, maar deze ketste op het laatste moment af.
In 1981 werd het aangrenzende pand van Beudeker in eigendom verkregen en bij het bedrijf getrokken. Vanaf die periode dateren ook de klachten van omwonenden over de geluidshinder die het bedrijf zou veroorzaken. Door maatregelen kon de hinder enigermate worden beperkt, alhoewel de dienst Milieubeheer nog in augustus 1989 constateerde dat de geluidsnorm werd overschreden. In 1985 volgde de aankoop van grond door sloop van het flatgebouw aan de A. de Bruynstraat, waardoor mogelijkheden ontstonden voor een verdere efficiënte bedrijfsvoering. In augustus 1990 werd bekend dat Thomassen & Drijver-Verblifa als nieuwe moedermaatschappij het Amerikaanse ‘Ball Corporation’ had gekregen. Kort daarna werd bekend dat het bedrijf, om groei van de productie mogelijk te maken, verplaatst zou worden naar het industriegebied Zuiderhout te Zaandam. Het vrijkomende bedrijfsterrein is bestemd voor de vestiging van het in 1989-’90 gevormde Saenredam-college en voor woningbouw. Bij Pielkenrood waren in 1990 180 personen in dienst.
Commanditaire vennootschap onder firma Jb. Pielkenrood
Deze werd in 1928 opgericht en was de voortzetting van de inmiddels aanzienlijk uitgebreide smederij-afdeling annex constructiewerkplaats van de v.o.f. Jb. Pielkenrood. In 1936 werd een nieuw winkelpand gebouwd op de hoek Lagedijk-Kerkstraat. In deze periode ging het bedrijf zich ook toeleggen op de aanleg van centrale verwarmingsinstallaties. In 1943 werd de commanditaire vennootschap ontbonden, maar werden de zaken door S. Pielkenrood onder dezelfde naam voortgezet, daarbij vanaf 1947 terzijde gestaan door zijn zoon Jacob en vanaf 1953 mede door zijn zoon Simon. In 1950 ging de rijwielafdeling dicht en in 1952 werd de verkoop van kachels stopgezet; de productie van ketels en apparaten voor de chemische en de voedingsmiddelen industrie vroeg alle aandacht. In dezelfde periode werd ook overgegaan tot toepassing van kunststoffen onder de naam ‘Vinitex`. Deze laatste werkzaamheden hadden plaats in een gebouwtje aan het Kalf te Zaandam.
Pielkenrood Vinitex
In 1956 verhuisde het bedrijf naar de Industrieweg te Assendelft, waar een modern bedrijfsgebouw in gebruik werd genomen dat twee ruime productiehallen en een kantoor omvatte. Het bedrijf voerde een op innovatie gericht beleid. Zo werd de productie uitgebreid naar het terrein van afzuiginstallaties, zuurkasten en 1aboratoriummeubilair. In 1960 werden de bedrijfsactiviteiten ingebracht in de in dat jaar opgerichte naamloze vennootschap Pielkenrood-Vinitex nv, waarvan Jb. Pielkenrood en S. Pielkenrood jr. directeur werden. De eerste commissarissen waren S. Pielkenrood sr. (voorzitter) en K. van der Zwaag. In de jaren ’60 werd de productie verder uitgebreid met afvalwaterzuiveringsinstallaties en in de jaren ’70 met apparaten in de ziekenhuissfeer, zoals de zogenoemde ‘kiemvrije ruimten’ voor de behandeling van patiënten met een verlaagd weerstandsniveau. Door het moderne concept van de waterzuiveringsinstallaties trok men al snel de aandacht bij industrie (waaronder de petro-chemische industrie) en overheid in vele landen. Daarom werden dochter-vennootschappen opgericht in de Verenigde Staten, Singapore en Brazilië om de markt beter te bedienen. In 1971 werd de te Den Haag gevestigde fabriek voor laboratoriummeubilair Electra nv overgenomen.
Het bedrijf telde in deze periode circa 135 medewerkers, bij een verviervoudiging van de omzet vergeleken met 1961. In 1972 werd de afdeling ketel-en apparatenbouw gesloten, waarmee Pielkenrood de negatieve ontwikkelingen in deze bedrijfstak voor was. Hiervoor was de afdeling ‘Water’ in de plaats gekomen. In datzelfde jaar werd het bedrijf omgezet in een b.v. In 1981 trokken Jb. en S. Pielkenrood zich terug uit de directie van de vennootschap. De economische recessie in de jaren ’80 liet het bedrijf niet ongemoeid en er volgden enkele reorganisaties. In 1985 werden de activiteiten op het gebied van de laboratorium-apparatuurverkocht aan Ralan bv. In het daarop volgende jaar werd de vennootschap verkocht aan een met Atlantic, Gulf en Pacific Company gelieerde vennootschap. Deze had daarvoor reeds de activiteiten in Singapore overgenomen. Men ging zich onder de handelsnaam Pielkenrood Watertreatment specifiek bezighouden met het ontwerpen en produceren van waterzuiveringsinstallaties ten behoeve van met name de off-shore en petro-chemische industrie over de gehele wereld. De instortende olie-industrie had een direct negatief gevolg voor deze activiteiten, die ongeveer 80% van de totale bedrijvigheid omvatten. De positie werd hachelijk en uiteindelijk moest in april 1988 het faillissement worden uitgesproken. Er werd echter een nieuwe vennootschap ‘Pielkenrood Water Treatment (Holland) bv’ opgericht, die het bedrijf in afgeslankte vorm met 31 werknemers voortzette. In 1990 werd het bedrijf overgenomen door Rossmark Van Wijk & Boerma.
Pielkenrood Industries
Pielkenrood Industries BV en Marant Industries BV zijn de feitelijke voortzetting van respectievelijk de waterafdeling en de polyesterafdeling van Pielkenrood-Vinitex BV.
De bedrijven, waarvan J.A. (Sander) Pielkenrood CEO is en voormalig directeur S. (Simon) Pielkenrood Jzn.jr. adviseur, zijn gevestigd in Heerhugowaard en opereren in een internationale markt. Zie ook: www.pielkenrood.net.
Simon (l) en Sander (r) Pielkenrood voor het bedrijfpand in Heerhugowaard
In 1960 kreeg Pielkenrood Vinitex een order van de Compañia Shell de Venezuela, Punta Cardón voor de bekleding van een in de grond uitgegraven ronde opslagput voor ruwe olie. Deze put had een diepte van 17 meter en een diameter aan de bovenkant van 280 meter. De netto opslagcapaciteit was 1 miljoen m³. De binnenwand van de put had een laag van asfaltbitumen, die men maar niet goed dicht kon krijgen. Aan Pielkenrood Vinitex werd gevraagd of zij er kans toe zag om, met haar machine voor het met polyester bekleden van grote reservoirs, de putwanden dicht te krijgen. De uitdaging werd aangenomen en het project is tot volle tevredenheid van Shell uitgevoerd.
Een van de Shell ingenieurs die betrokken was bij dit project vertelde directeur Jaap Pielkenrood dat hij een kennis had, ook een Shell ingenieur, die een uitvinding had gedaan: iets met platen voor het scheiden van olie en water. Bij Shell wilde men er niet aan en hadden ze hem aangeraden om iemand te vinden die op eigen kosten een proefinstallatie zou willen bouwen. Uit dit contact is uiteindelijk rond 1965 de Waterafdeling ontstaan.
Omdat de ontwikkelingskosten van de Polyesterafdeling niet afdoende konden worden terugverdiend met serieproductie, terwijl gaandeweg duidelijker werd dat de, overigens eveneens hoge ontwikkelingskostenkosten van de waterafdeling wel degelijk met zeer winstgevende serieproductie snel konden worden terugverdiend, is besloten om de normaal binnenkomende Polyesteropdrachten uit te besteden aan bedrijven als Marant, met een directeur die was opgeleid bij Pielkenrood-Vinitex. De Polyesterafdeling werd daarmee volledig ten dienste van de Waterafdeling gesteld.
Toen Simon Pielkenrood in 1985 afscheid van Pielkenrood-Vinitex nam, heeft hij IPG – een groep van gepensioneerde ingenieurs, destijds bijeengebracht om vrijblijvend technische steun en toegevoegde waarde te verlenen aan de Waterafdeling-projecten – meegenomen en als BV laten inschrijven. De naam werd gewijzigd in International Project Group BV, want hij mocht Pielkenrood niet meer gebruiken. Er werd een startkapitaal aangetrokken waardoor hij direct aan de slag kon. IPG groeide snel en al gauw was er behoefte aan een groter kantoor, dat werd gevonden in een nieuwbouw pand in Leiden.
IPG heeft een groot aantal succesvolle projecten uitgevoerd waaronder voor de Taiwan Water Corporation, de Kaohsiung Port Authority en de Chinese Petroleum Corporation Kaohsiung Oil Refinery (KOR).
Vanwege politieke omstandigheden in Taiwan werd het CPC KOR project opgeschort en daarmee ook de betalingen. Daardoor miste IPG een betaling van ongeveer 15 miljoen gulden en kon zij haar financiële verplichtingen niet meer nakomen. In 1995 werd het faillissement aangevraagd. Daarna werd nog regelmatig onderhandeld met het advocatenkantoor dat belast was met de afhandeling van IPG’s faillissement. Er waren immers nog grote invorderbare bedragen.
Na zijn terugkeer uit Taiwan zette Simon Pielkenrood met zijn zoon Sander een nieuw bedrijf op: Pielkenrood Engineering. Vrij snel daarna kreeg dit bedrijf een tweetal flinke opdrachten van Yemgas (Total) voor waterbehandelingsinstallaties t.b.v. een NLG project in Yemen. Tegelijkertijd ontving Simon Pielkenrood het bericht dat de IPG faillissementsaanvragen nietig verklaard waren. Het was Pielkenrood Engineering vrij om weer met IPG aan de gang te gaan. Op aandringen van Sander werden de Yemgas opdrachten niet onder IPG aangenomen, maar onder Pielkenrood Engineering. Zo keerde IPG vrijwel naadloos in de Pielkenroodschoot terug.